Vroeger woonden wij als gezin dicht bij het bos. Mijn vader vond het belangrijk om op zondag samen te gaan wandelen. Hoe ouder we werden, hoe minder zin we hadden. Wat dan hielp was als ons iets in het vooruitzicht werd gesteld. Of in elk geval werd afgestemd hoe lang we zouden gaan.
Toen ik verkering kreeg kwam wandelen in een ander daglicht te staan. De afstand deed er niet meer echt toe en zelfs de bestemming was ondergeschikt. Het ging veel meer om degene met wie ik wandelde. En wat we onderweg allemaal tegenkwamen of ontdekten.
Bij onze eigen kinderen herhaalde de geschiedenis zich min of meer en probeerden we de kinderen soms ook over te halen door hen een leuke bestemming voor te stellen. Maar dan wilden ze het liefst de kortste route.

Ik dacht hieraan toen ik vanmorgen iemand hoorde zeggen: “Degene die van wandelen houdt, zal verder lopen dan degene die van de bestemming houdt.” In mijn herinnering kwam Henoch die wandelde met God (Gen.5:22-24). En hoe God zich daarover verheugde (Hebr.5:11). En Henoch ook vermoed ik.

De vraag drong zich aan me op: Als het gaat om mijn relatie met God, wat motiveert me dan? De bestemming of de wandeling? Of beter gezegd: De “verzekering” van een geweldige bestemming of de wandeling met de “Reisgenoot”? Kan het één eigenlijk wel zonder het ander? (*) Misschien goed om toch nog eens de voorwaarden te lezen voor die “verzekering”.

 

Arianne