Er werd ook een verlamde naar Hem toe gebracht, die door vier mensen gedragen werd…. Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: ‘Mijn kind, uw zonden zijn u vergeven.’
Marcus 2:3,5

Wat een mooi beeld, de lamme die op zijn vrienden kan rekenen om hem bij Jezus te brengen.
Een mens die verslaafd is aan zonden (grote of kleine, dagelijks of af en toe), verlamt zichzelf.
Hij legt iets in zichzelf lam. Zijn relatie met God raakt verstoord. De frisheid in de godsrelatie verdwijnt, het zuivere ebt weg, het geweten (als plaats van godsontmoeting) knaagt, het gebed lijdt eronder, de relaties naar de naasten worden minder oprecht, … en we zakken weg. Zonde verlamt.
Maar het mooie is dat het Goede, God, de altijd Aan-wezige (ook in de zondaar), blijft uitnodigen. Hij doet dit als een bedelaar, een nederige. Hij klopt aan de deur van ons hart en blijft geduldig wachten tot we opendoen. Hij respecteert onze vrijheid en wacht op een persoonlijk ‘ja’.
Jezus kent de mens, Hij kent ieder van ons. Hij kent onze zwakheid, zelfs meer dan dat we die van onszelf kennen. En een van de redenen dat God in Jezus naar ons is toegekomen is dat Hij de mens wil genezen van zijn neiging tot zonde. Omdat Hij ‘weet’ dat de zonde de mens verlamt in zijn relatie tot Hem en uiteindelijk ook in zijn roeping tot liefde.
Ergens zijn we allemaal verlamd geraakt door dingen die ons wegtrekken van de Heer. Geen ramp. Van belang is: doen we de deur open van ons hart om Hem toe te laten. Hij kan ons genezen van onze verlamming. Hij kan ons aanraken in onze meest duistere plekjes om deze om te buigen naar Zijn licht. Hij kan onze slapende ziel weer tot leven brengen door ons te brengen in relatie met Hem.
Arnoud de Jong