Mijn God, mijn God,

waarom hebt U mij verlaten?

U blijft ver weg en redt mij niet,

ook al schreeuw ik het uit.

‘Mijn God!’ roep ik

overdag, en U antwoordt niet,

’s nachts, en ik vind geen rust.

 

U bent de Heilige,

die op Israëls lofzangen troont.

Op U hebben onze voorouders vertrouwd;

zij hebben vertrouwd en U verloste hen,

tot U geroepen en zij ontkwamen,

op U vertrouwd en zij werden niet beschaamd.

 

HEER, houd u niet ver van mij,

mijn sterkte, snel mij te hulp.

Bevrijd mijn ziel van het zwaard,

mijn leven uit de greep van die honden.

Red mij uit de muil van de leeuw,

behoed mij voor de hoorns van de wilde stier.

 

U geeft mij antwoord.

Ik zal uw naam bekendmaken,

U loven in de kring van mijn volk.

Loof Hem, jullie die de HEER vrezen,

breng Hem eer, kinderen van Jakob,

wees beducht voor Hem, volk van Israël.

 

Hij veracht de zwakke niet,

verafschuwt niet wie wordt vernederd,

Hij wendt zijn blik niet van hem af,

maar hoort zijn hulpgeroep.

 

Daarom klinkt mijn lofzang in de kring van het volk,

mijn geloften los ik in bij wie Hem vrezen.

De vernederden zullen eten en worden verzadigd.

Zij die Hem zoeken, brengen lof aan de HEER.

Voor altijd mogen jullie leven!

 

Overal, tot aan de einden der aarde,

zal men de HEER gedenken en zich tot Hem wenden.

Voor U zullen zich buigen

alle stammen en volken.

Want het koningschap is aan de HEER,

Hij heerst over de volken.

Alle stervelingen zullen voor Hem knielen,

allen die neerdalen in het graf.

 

Een nieuw geslacht zal Hem dienen

en aan de kinderen vertellen van de Heer;

aan het volk dat nog geboren moet worden

zal het verhalen van zijn gerechtigheid,

om wat Hij heeft gedaan.

 

uit Psalm 22  NBV