Brandhaard
Als ik het ruitje schoonmaak om de houtkachel weer aan te steken, zie ik op het rooster een verkoold blok liggen. Ik bedenk dat het, in zijn eentje, het vuur niet aan heeft kunnen houden. Het is afgekoeld en uitgedoofd. En ik besef ineens dat dit soms ook een beeld is van mijn leven. Als ik niet of te weinig contact heb met mede gelovigen, dan dooft het vuur van Gods leven in mij snel en koel ik af.
Terwijl onze kachel brandt, staat de wereld op veel plekken ook in brand. Kleine brandhaarden, maar ook grote, zoals nu in Israël en Gaza. Probleemgebieden, plaatsen waar conflicten woeden, soms al decennia lang, waar ineens het vuur weer hoog oplaait. Zichtbaar voor de hele wereld. Die soms nog extra olie op het vuur gooit.
Vuur staat symbool voor veel dingen, maar vooral voor liefde en haat. Het een vraagt om aangewakkerd te worden, het ander om gedoofd te worden. Het een brengt gedeelde harten het andere verdeelde harten.
God heeft, door de Heilige Geest, het vuur van Zijn liefde in onze harten uitgestort. En wil dat wij dat vuur brandend houden. Maar dat kunnen we niet alleen. Daar hebben we Hem en elkaar voor nodig. Denk maar aan het verkoolde blok.
Brandt Gods vuur nog in ons? Als teken van Zijn onafgebroken aanwezigheid en van onderlinge verbondenheid? Of moet er eerst iets anders gedoofd worden?
Arianne