Als we het evangelie aan anderen verkondigen dan ontkomen we er niet aan om twee kanten van God te belichten die voor ons mensen soms kunnen conflicteren.
Aan de ene kant is er Zijn grootheid: een ontzagwekkende majesteit die onze menselijke verbeelding overstijgt. God is heilig en rechtvaardig; Zijn glorie is zo puur dat zelfs de engelen voor Hem neerbuigen in eerbied. Hij is degene die de sterren in het heelal plaatste en de oceanen begrensde, de rechter van alle dingen, en tegelijkertijd de bron van alles wat goed en perfect is. Aan Zijn norm kunnen we nooit voldoen en leidt altijd tot de dood als Hij ook geen oplossing had geboden. Dit maakt ons nederig. Wij, sterfelijk en gebroken, staan in de aanwezigheid van een God die zo verheven is dat woorden tekortschieten.
Aan de andere kant is er Zijn genade, net zo onbegrijpelijk als Zijn grootheid. In Christus (de oplossing !) nodigt God ons, ondanks onze tekortkomingen, uit om dicht bij Hem te komen. Zijn genade is oneindig groot en Zijn liefde is onvoorwaardelijk. Als een vader met open armen wacht Hij op ons; niet om ons te veroordelen, maar om ons te herstellen en te vernieuwen. Dit maakt ons dankbaar. Hoe kunnen wij anders dan in verwondering buigen voor een God die zo heilig én zo liefdevol is?
Deze twee kanten van God—Zijn ontzagwekkende grootheid en Zijn overvloeiende genade—nodigen ons uit om zowel te aanbidden als te vertrouwen. Zoals Tim Keller vaak benadrukte: een diep begrip van Gods grootheid leidt tot eerbied, en een diep begrip van Zijn genade leidt tot vreugde. Samen vormen zij het fundament van onze relatie met Hem. “In Christus ben je onvoorwaardelijk geliefd.” Wat een troost en vreugde ligt er in deze waarheid!